Het voelt goed om weer te schrijven. Na een zomer vol avontuur en zowat elke dag op pad te zijn, is het eindelijk tijd om alles te laten bezinken. En terwijl de colleges weer begonnen zijn, doe ik nog een poging om op adem te komen. Hoewel routine er nu langzaam terug in gaat sluipen, droom ik elke dag over de dingen die ik heb beleefd deze zomer, met vrienden en alleen.
Ik ben eigenlijk geen fan van samenvattingen. En daarmee bedoel ik samenvattingen van een lange tijd waarin de details het juist zo mooi maakten. In een samenvatting vallen de details vaak weg, waardoor het de lading niet meer dekt. Daarom zal ik slechts vertellen over Chamonix.
Op een maandag in augustus besloot ik te gaan. Ik had nog 2 reisdagen over van mijn InterRail 4-dagen-pas, waar ik toch al voor had betaald. Mijn eerste idee was om die dagen te laten zijn voor wat ze waren en lekker thuis te blijven. Totdat het begon te kriebelen en ik op het idee kwam om gewoon een weekje de bergen op te zoeken: solo naar de Mont Blanc. En zo zat ik drie dagen later in de trein. Tentje mee in de grote grote rugzak om lekker nog een weekje te kamperen. Heerlijk.
De treinreis erheen zou al lang duren, maar door vertraging duurde die helaas nog langer. Een klein beetje geluk zorgde ervoor dat ik ’s avonds nog net de laatste Mont-Blanc-Express vanuit Martigny naar Chamonix kon halen. Helemaal alleen in een krakend en piepend treintje door de bergen. Buiten was het donker en het regende hard met zo nu en dan wat onweersgerommel. Ik voelde me niet helemaal veilig maar wel heel gelukkig.
Eenmaal in Chamonix klopte ik aan bij een hostel. Er waren weinig vezels in mijn lichaam die nog zin hadden om in het donker en de regen een camping te zoeken en een tent op te zetten. Een bed en slapen. Dat wilde ik. Een Franse vrouw deed open. Haar gezicht keek moe en voor haar leeftijd leek ze al heel oud, maar ze lachte en liet me binnen. In een zin van aan elkaar geknoopte Franse woordjes probeerde ik uit te leggen dat ik een slaapplek nodig had. Na wat gekronkel snapte ze wat ik zei en leidde ze me naar een kamer met 4 stapelbedjes. Die daaronder achterin was voor mij. Zodra ik op het bed ging liggen en m’n ogen sloot was ik weg naar dromenland.
De volgende dag werd ik ook wakker in dromenland. Omdat het de dag ervoor slecht weer en donker was, zag ik de bergen nu voor het eerst in het frisse ochtendlicht. Ik aanschouwde de Mont Blanc vanaf het terras van de boulangerie met een tevreden hap baguette in mijn mond. De mensen in de rij voor brood hadden allemaal sportkleding aan: klimmers, wandelaars, fietsers en traillopers. Allemaal hetzelfde slag mens. Ik vond het een fijne sfeer.
Op de camping was dat niet anders. Tussen de andere eenpersoonstrekkerstentjes zette ik mijn onderkomen op. En toen die stond ging ik rennen. Niet direct al te veel hoogtemeters, moest er even inkomen. Met twee stokken in de hand rende ik een eerste bergje op. En weer af.
Vanaf de eerste dag heb ik gebaald dat ik in de afgelopen maanden nul keer een heuveltraining heb gedaan thuis. Door mijn trage tempo bergop kon ik gelukkig wel langer en beter van de omgeving genieten. Maar mijn klimbenen lieten pas op de laatste dag iets van hun bestaan merken.
Kijk, als ik vertel dat ik alleen op vakantie ben geweest, dan vinden mensen dat stoer of eng of eenzaam of dat zou ik echt nooit durven hoor, zo alleen de bergen in. En dat is helemaal terecht, er kan vanalles gebeuren wat je dan helemaal zelf zal moeten oplossen. Alleen op reis gaan geeft zorgen en onzekerheid, en allerlei doemscenario’s zijn ook in mijn gedachten de revue gepasseerd. Ik wist bijvoorbeeld heel zeker dat ik zou stranden op een treinstation ver weg van waar ik heen wilde. En dat de camping – die niet gereserveerd kon worden – geen plek meer zou hebben voor mij. En ergens had ik ook verwacht dat ik eerder naar huis had willen gaan uit eenzaamheid.
Wonderlijk (ja, dat is het leven) ben ik de week levend en wel doorgekomen, zonder te verdwalen of te stranden op een random treinstation, en zonder me eenzaam te voelen. Sterker nog, ik leerde mensen kennen, kwam Utrechters tegen op weg naar Mer de Glace, maakte vrienden met een Rus die de Mont Blanc zou gaan beklimmen, racete tegen een Fransman de vanaf Lac Blanc naar beneden en kwam er na een half uur in het Engels wurgen achter dat de persoon met wie ik sprak gewoon een Hollander was. Mijn knie was blauw en bebloed van een valpartij in een afdaling en ik had overal schrammen van een klim over ruwe granieten rotsblokken.
Ik liep naar de grens met Zwitserland en droomde van Italië. Zocht naar verre herinneringen aan Lac Emosson, met de mooie paarse bloemen waarvan ik de naam niet ken. Ik ademde het landschap in, dacht aan de eindeloze keren dat ik gedroomd had van deze plek. De rode treintjes vlochten zich als bloedende aders door het landschap. Ik dronk wijn en dacht na over alles wat ik wilde missen aan thuis maar eigenlijk niet miste. Mijn vulpotlood tekende een berk, omdat ie sierlijk mooi stond te wezen naast mijn tent, met groot genoeg zelfvertrouwen om mij het uitzicht op de Mont Blanc te ontnemen. Ik had vaak honger en sliep vroeg, stond op toen de zon dat ook deed. Langzaam begon ik het noodzakelijk van het dagelijkse leven te vergeten
De dagen sleten en met elke blik die ik op de besneeuwde toppen van het Mont Blanc massief wierp, kwam het einde van de trainingsweek dichterbij. De oneindige schoonheid die het landschap in zijn greep hield, bleek eindig te zijn. Vanuit het standpunt van de aanschouwer, welliswaar.
Het einde kwam en het leven ging gewoon weer door.

Geef een reactie